donderdag 13 augustus 2015

Schrijfdagboek Milko's bio (7) - Mangup Milko

Mangup is Servisch voor pummel. Dat is mij verteld door Zora. Zij komt uit Belgrado en zij helpt mij bij het schrijven van de biografie over Milko Djurovski. Dat boek verschijnt, naar ik hoop, volgend jaar.

Als je, zoals ik, bent opgegroeid in de Veenkoloniën, is pummel geen onbekend woord. Die zijn daar veel. Het zijn jongemannen, met een zekere houding. Een houding die te maken heeft met afkomst en die jongemannen worden door mensen van buiten de Veenkoloniën, bijvoorbeeld uit Haren, doorgaans aangeduid als boerenpummels.
 

Onbehouwen

 
Voor mensen die nooit een pummel van dichtbij hebben gezien en het fenomeen alleen van horen zeggen kennen; zijn doen en laten is te omschrijven als ‘onbehouwen’.

Een pummel is geen subtiel mens. Hij is een man die in woord en gebaar door het leven klautert en de dingen doet zoals hij vindt dat het moet en zich weinig gelegen laat aan de gevolgen voor ‘naasten’ of ‘geliefden’, termen die in het achterland even zelden worden gebruikt als ‘emotiemomentje’.

De pummel gaat in de regel gekleed in houthakkersblouse, spijkerbroek en Uggs, niet omdat hij op de cd-speler in de tractor naar Swinder luistert, of in zuipketen de hipster uithangt, maar omdat Veenkolonialen al decennia houthakkersblouses, spijkerbroeken en Uggs dragen, domweg omdat het de meest praktische kleding is.
 

Kwajongen

 
Pummel in het Servisch heeft een andere betekenis. Kwajongen. En ik hoef denk ik niet uit te leggen dat het Servische pummel, zoals het opduikt in het boek ‘Braća Durovski’ (Broers Djurovski) uit 1986 van Mladen Gvero en Slobodan Reljic, een meer dan geschikte typering is voor Milko Djurovski.

Hij voetbalde van 1990 tot 1994 bij FC Groningen en wat is bijgebleven van die tijd en wat wordt bevestigd door het archiefonderzoek dat ik in de Euroborg verricht, in het kantoor van Bas Kammenga, is dat de Macedoniër die op 27-jarige leeftijd naar de Martinistad kwam, zich als kwajongen gedroeg.

In de Veenkoloniën leer je dat de wereld ingedeeld is middels een hiërarchische ladder en dat de Veenkoloniaal met één pink aan de half vergane onderste sport hangt. De kleine kans die wij - in houthakkersblouse, spijkerbroek en Uggs geklede pummels - hebben op zicht op de een-na-onderste sport van de ladder was doen wat ons werd opgedragen. Door baas, leraar, ouders, trainer, agent.
 

Van niemand iets aan

 
Het fascinerende aan Djurovski was dat hij dat juist niet deed. Anders dan wij trok de Macedoniër zich van niets en niemand iets aan en negeerde adviezen van baas, trainer, agent en zelfs rijinstructeur. Vanwege een ingewikkelde geschiedenis, daarover alles in mijn boek, waardoor hij in Belgrado zijn rijbewijs kwijtraakte, moest hij in Nederland opnieuw rijexamen doen. Omdat Joegoslaven fietsers vooral als hinderlijk ervaren zag Djurovski het, tot schrik van de rijinstructeur, als geoorloofd om ‘kill, kill’ te roepen bij het zien van een mens op een tweewieler.

Milko Djurovski was Groningens enige echte vedette ooit, maar er is een verschil met het therapeutisch gedrag van grootheden van nu, zoals Balotelli, Tevez en Castaignos. Het doen en laten van de Macedoniër in de Martinistad was geen moment gespeeld. Zoals hij zich opstelde, zo was hij. Oorspronkelijk. Oprecht. Open. Goed, er gebeurde wel eens wat, maar daar zat geen kwade gedachte achter. Een sociaal mens. Eerder naïef dan berekenend. Een kwajongen.
 

Veel verhalen

 
Dat blijkt ook uit de verhalen die ik tegenkom. Veel verhalen. Er was nooit geen verhaal over hem. Al zijn de meeste een eigen leven gaan leiden. Toen hij begin 2014 naar Nederland kwam om eens kennis te maken en ik hem, aan de keukentafel bij Zora, vroeg naar het waarheidsgehalte van al die anekdotes – slapend onder de tribune, op moonboots op de training – schudde hij het hoofd.

Alcoholist? Hij dronk al twintig jaar niet meer. Gokken. Wie gokte er nooit? Die maillots? Het was soms koud hier. Bleven de spieren warm. Dat van die moonboots klopte ook niet. Had ik wel eens geprobeerd met die dingen te trainen?

Djurovski verbaasde zich zelfs over de titel ‘De Rookmagiër’. Die bijnaam had-ie gekregen van Volkskrant-journalist Paul Onkenhout. Waar sloeg dat op? Wij haalden onze schouders op, terwijl hij naar het balkon ging om een sigaretje te roken. De zoveelste die dag.
 

Bijvangst

 
Het ontzenuwen van al die halve waarheden is bijvangst, maar er is een tweede, belangrijker reden voor een boek over Milko Djurovski. Ik ben nieuwsgierig naar zijn leven voor 1990. Daar weten Groningers weinig van. Hoe was zijn jeugd, waar groeide hij op, wat beweegt hem, hoe groot was hij in Joegoslavië en vooral: waar komt dat onwaarschijnlijke talent vandaan. Want Milko Djurovski was vooral een geweldige voetballer.
 
‘Milko klasse apart’, kopte de Telegraaf op 18 november 1991 en in een paar zinnen kenschetst verslaggever Bert Dijkstra dat waar Djurovski voor stond: ,Gisteren maakte Milko duidelijk dat hij (met Romario in de ziekenboeg) de meest geniale voetballer op de vaderlandse velden is. Dat bleek vooral uit het gemak waarmee hij beslissingen kan forceren; een handjevol onnavolgbare voetbewegingen dat meer rendement opleverde dan negentig minuten onsamenhangend gedraaf van zijn ploeggenoten.’
 

Niet aan komen waaien

 
Dat talent is, anders dan zijn verschijning doet vermoeden, niet aan komen waaien. In Braća Durovski doen Gvero en Reljic uit de doeken hoe vader Cvetko zijn zoons vanaf het moment dat ze konden lopen aan een strak regime onderwierp. Omdat hij een doel had. Ze moesten en zouden het shirt van Rode Ster Belgrado dragen.

Het verhaal van hun jeugd sterkt mij in de visie dat, zelfs in de Veenkoloniën, succes in een keuze is. Training en training is het verhaal, met tussen de bedrijven door trainingen.

Dát deed Cvetko Durovski in het Macedonische Zilce, een dorp dat volgens Gvero en Reljic op geen enkele geografische kaart stond, maar wel twee Joegoslavische internationals voortbracht. De droom van vader Djurovski was groot. Zijn zoons niet alleen in het roodwit van Rode Ster, maar ook in het blauw van Joegoslavië, spelend voor 100.000 toeschouwers in het Braziliaanse Maracana-stadion.

Cvetko was zelf een getalenteerd voetballer die in de jaren vijftig, ook in Joegoslavië de jaren van de wederopbouw, indruk maakte als laatste man van Zilce. Hij was klein van postuur, maar heerste in het eigen strafschopgebied. Ging vol de duels aan en had altijd nummer 4. Dat mocht niemand anders dragen, ook niet als hij er zelf niet was.
 

Maniakaal

 
Vader Djurovski was fanatiek, om niet te zeggen maniakaal. De twaalf kilometer van zijn huis in Zilce naar de fabriek in Tetovo zag hij als training. Toen de man een fiets kreeg vertrok hij altijd iets te laat, zodat hij sneller moest rijden. Zijn talent werd ook opgemerkt en er kwamen aanbiedingen, maar toen puntje bij paaltje kwam wilde hij in het dorp blijven.

Cvetko en Stojna trouwden in 1960 en een jaar later, op 28 december 1961 werd eerste zoon Bosko geboren, op 26 januari 1963 gevolgd door Milko. De twee jongens vormden voor Cvetko een kans om zijn niet waargemaakte dromen alsnog te vervullen.

Hij begon ze te trainen. Cvetko in Braća Durovski: ,,Eerst met Bosko. Hij was nog klein, luisterde soms en soms niet. Maar dan kocht ik iets voor hem, chocola of bonbons, als beloning. Milko was niet zo gemakkelijk om te kopen.’’
 

Louis van Gaal avant la lettre

 
Als een Louis van Gaal avant la lettre legde pa Djurovski alles vast in tabellen en schema’s. Hoe laat ze moesten opstaan, wat ze moesten eten, hoeveel liter melk per dag. Ze dronken 200 eieren per jaar, fruit was verplicht en tussen één en drie uur ’s middags werd gerust. Van een goede slaap ging een mens immers groeien.
Ze kregen wel loon naar werken. Op een dag kwam Cvetko met een plastic bal aan, in de jaren zestig een bijzonderheid op het Joegoslavische platteland, en trainingspakken van Rode Ster. De tenue's waren veel te groot en met het strakke elastiek om de middelen leken de mannetjes op plofkippen. Iedereen lachte ze uit, maar de twee waren apetrots.

Wanneer Cvetko van huis was ging het trainen gewoon door. Dan nam Stojna de honneurs waar. Soms streek ze, zoals het moeders betaamt, over haar hart en vinkte iets aan, ondanks dat het niet was uitgevoerd. Het zal geen verrassing zijn dat dat bij Milko vaker het geval was.

Bosko herinnert zich: ,,We moesten workouts doen: met trekveer, springtouw. We begonnen al op zes-, zevenjarige leeftijd. ’s Ochtends eerst oefenen, daarna naar school, ’s middags slapen, weer naar school, huiswerk en daarna weer trainen. We leken wel profs.’’
 

Rondjes om het huis

 
De dorpelingen van Zilce stopten altijd even voor het huis van de familie Djurovski, als de jongens aan het trainen waren. Soms renden de knapen rondjes om het huis. Dan vroegen de mensen zich af wat die rare Cvetko toch wilde met die twee zwakke, onvolgroeide zoontjes van hem.

Nu en dan was er verbazing. Dan kwam Bosko alleen voorbij. Er zou toch niks met Milko zijn? Maar als ze achter de woning keken, lag hij in het gras. Uitrusten. Een rondje later sprong de jongste weer in, alsof hij de hele tijd mee had gedaan.

Zo serieus als Bosko was, zo ondeugend was broertjelief. Milko merkte dat hij de mensen amuseerde met zijn gedrag. Dat vond hij leuk. Hij merkte welke invloed hij had op publiek en het was ook in Zilce dat ze hem al die bijnaam gaven. Mangup.