donderdag 31 december 2015

De Chili Jury

Ook dit is wederom niet van mij, maar wel weer erg grappig: De Chili Jury

Texas Chili

If you can read the whole story without tears of laughter running down your cheeks then there's no hope for you.

NOTE: Please take time to read this slowly.  If you pay attention to the first two judges, the reaction of the third is even better.

For those of you who have lived in Texas, you know how true this is. They actually have a Chili cook-off about the time the rodeo comes to town. It takes up a major portion of the parking lot at the Astrodome. The notes are from an inexperienced chili taster named Frank, who was visiting Texas from the East Coast:

"Recently, I was honored to be selected as a judge at a chili cook-off. The original person called in sick at the last moment and I happened to be standing there at the judge's table asking directions to the Budweiser truck, when the call came in. I was assured by the other two judges (Native Texa! ns) that the chili wouldn't be all that spicy and, besides, they told me I could have free beer during the tasting, so I accepted."

Chili # 1 Mike's Maniac Mobster Monster Chili
Judge # 1 -- A little too heavy on the tomato. Amusing kick.
Judge # 2 -- Nice, smooth, tomato flavor. Very mild
Judge # 3 (Frank) -- Holy shit, what the hell is this stuff? You could remove dried paint from your driveway. Took me two beers to put the flames out.  I hope that's the worst one. These Texans are crazy.

Chili # 2 Arthur's Afterburner Chili
Judge # 1 -- Smoky, with a hint of pork. Slight jalapeno tang.
Judge # 2 -- Exciting BBQ flavor, needs more peppers to be taken seriously.
Judge # 3 -- Keep this out of the reach of children. I'm not sure what I'm supposed to taste besides pain. I had to wave off two people who wanted to give me the Heimlich maneuver. They had to rush in more beer when they saw the look on my face.

Chili # 3! Fred's Famous Burn Down the Barn Chili
Judge # 1 -- Excellent firehouse chili. Great kick. Needs more beans.
Judge # 2 -- A beanless chili, a bit salty, good use of peppers
Judge # 3 -- Call the EPA. I've located a uranium spill. My nose feels like I have been snorting Drano. Everyone knows the routine by now.  Get me more beer before I ignite. Barmaid pounded me on the back, now my backbone is in the front part of my chest. I'm getting shit-faced from all of the beer.

Chili # 4 Bubba's Black Magic
Judge # 1 -- Black bean chili with almost no spice. Disappointing.
Judge # 2 -- Hint of lime in the black beans. Good side dish for fish or other mild foods, not much of a chili.
Judge # 3 -- I felt something scraping across my tongue, but was unable to taste it. Is it possible to burn out taste buds? Sally, the barmaid, was standing behind me with fresh refills. That 350-lb. bitch is starting to look HOT-just like this nuclear waste I'm eating. Is chili an aphrodisiac?

Chili # 5 Linda's Legal Lip Remover
Judge # 1 -- Meaty, strong chili. Cayenne peppers freshly ground, adding considerable kick. Very impressive.
Judge # 2 -- Chili using shredded beef, could use more tomato.  Must admit the cayenne peppers make a strong statement.
Judge # 3 -- My ears are ringing, sweat is pouring off my forehead and I can no longer focus my eyes. I farted and four people behind me needed paramedics. The contestant seemed offended when I told her that her chili had given me brain damage. Sally saved my tongue from bleeding by pouring beer directly on it from the pitcher. I wonder if I'm burning my lips off.
It really pisses me off that the other judges asked me to stop screaming.
Screw those rednecks.

Chili # 6 Vera's Very Vegetarian Variety
Judge # 1 -- Thin yet bold vegetarian variety chili. Good balance of spices and peppers.
Judge # 2 -- The best yet! . Aggressive use of peppers, onions, and garlic. Superb.
Judge # 3 -- My intestines are now a straight pipe filled with gaseous, sulfuric flames. I shit myself when I farted and I'm worried it will eat through the chair. No one seems inclined to stand behind me except that slut Sally. She must be kinkier than I thought. Can't feel my lips anymore. I need to wipe my ass with a snow cone.

Chili # 7 Susan's screaming Sensation Chili
Judge # 1 -- A mediocre chili with too much reliance on canned peppers.
Judge # 2 -- Ho hum, tastes as if the chef literally threw in a can of chili peppers at the last moment. I should take note that I am worried about Judge # 3.  He appears to be in a bit of distress as he is cursing uncontrollably.
Judge # 3 -- You could put a grenade in my mouth, pull the pin, and I wouldn't feel a thing. I've lost sight in one eye, and the world sounds like it is made of rushing water. My shirt is covered with chili, which slide unnoticed out of my mouth. My pants are full of the lava like shit to match my shirt. At least during the autopsy, they'll know what killed me.  I've decided to stop breathing, its too painful. Screw it; I'm not getting any oxygen anyway. If I need air, I'll just suck it in through the 4-inch hole in my stomach.

Chili #8 Tommy's Toe-Nail Curling Chili
Judge # 1 -- The perfect ending, this is a nice blend chili. Not too bold but spicy enough to declare its existence.
Judge # 2 -- This final entry is a good, balance chili. Neither mild nor hot. Sorry to see that most of it was lost when Judge # 3 passed out, fell over and pulled the chili pot down on top of himself. Not sure if he's going to make it. Poor dude, wonder how he'd have reacted to really hot chili.

woensdag 30 december 2015

Eend met whisky

Een mooi recept voor oudejaarsdag. Het is niet van mij, ik ken de bron ook niet, maar het is al heel oud. Een klassieker dus. Omdat-ie zo leuk is nog een keer.

Benodigdheden:
- Een eend van 5 kg.
- 2 flessen Schotse Whisky.
- Spekreepjes.
- Olijfolie.
Bereidingswijze:
De eend larderen en de binnenkant inwrijven met peper en zout.
De oven 10 minuten voorverwarmen op 180 graden.
Een longdrinkglas voor de helft vullen met whisky.
De whisky opdrinken gedurende het voorverwarmen van de oven.
De eend op een vuurvaste schaal leggen en een tweede glas whisky inschenken.
Het tweede glas whisky opdrinken en de eend in de oven zetten.
Na 20 minuten de oven op 200 graden zetten en 2 glaven vubben met whisky.
De glaven opdiinken en de scherven van et eeiste glav oplaapen.
Nog en naiff glav insjenke en opdlinke.
Na en naiff uui de hoven opedoen om deend te sjekkn.
Blantwondezalf in de padkamer ganaale en op de povenkand van de linkerand toen.
Denove nen sgop geve.
Twee glave wiskiinsjenke en tmiddeste glaf leegdwinke.
De nove opedoen naadattet eerste glaf leeggis en de sjotel vastpakke.
De blantwondezalf op de binnekand van de regtehantoen en deent oprape.
Deent noggis oprape em met nen nantdoek de bwantwondesaiv van deent vege.
Ze hande ontvette met viskey en de tupe ssalf veeroprape.
Tkapotte glazzopvege endeent terug in de hove toen.
Deheent oprape en dove eers opedoen.
De twwwiede fles biski pedoen en overeindzette.
Opstaan van de vjoer ent vetssspek ondrde kas vege.
Noggis opstaan van de vjoer en tochma blijve zitte.
De bles op de grondzette.
Uide bles drinke wande glave sijn opof kabot.
Den'ove aftette, deooge sluite en omvalle.


De volgende late voormiddag de eend aansnijden met het zilveren feestbestek en degusteren met citroen en mayonaise.
De hele rest van de middag en de vroege avond de rotzooi in de keuken opruimen en de wanden en plafond schoonmaken.
Glasscherven en lege flessen naar de glasbak brengen en op de terugweg Paracetamol en maagzout kopen!

donderdag 24 december 2015

Noordwaarts

Dag 1


Met een bus(je) mag je een hoop. Zoals over de Vismarkt rijden. De Schipholtaxi steekt zelfs Tussen beide markten over. Wat iedereen hoopt, een haakse bocht en dan vol gas de Herestraat over richting Ringweg, mag echter weer niet. Een pistool tegen zijn slaap had de chauffeur kunnen inspireren om het wel te doen, maar zoals meestal heb je geen vuurwapen op zak als het nodig is. Ook zonder had-ie het gewoon moeten proberen, want om half vier op maandagochtend is het stadscentrum uitgestorven.

Het bekende nadeel van wonen in Groningen: je zit zover van de bewoonde wereld dat je allejezus vroeg je nest uit moet als je om acht uur op Schiphol wordt verwacht. Dus word ik zondagavond om half acht gebeld met de mededeling dat de chauffeur mij om tien voor half vier oppikt. De marge is een half uur. Wat betekent dat het dus ook tien voor drie kan zijn. Dus moet de wekker op half drie en de zenuwenlijer die ik ben is vanaf zo’n moment met één gedachte bezig: als ik me maar niet verslaap. Dus doe ik geen oog dicht.

Terwijl zoiets helemaal niet hoeft. We arriveren om half zes bij de luchthaven, zijn binnen tien minuten ingecheckt en kunnen daarna twee uur gaan zitten wachten op boarding time.

Al is dichtbij Schiphol wonen geen garantie dat het dan goed gaat. De piloot wekt de indruk dat ie bij de landing in Kopenhagen aan het gamen is, zo zwaait de voorkant van het vliegtuig van links naar rechts en de stewardess sommeert ons bij het uitstappen goed te letten op het lampje ‘gordel vast’. Waarna een gehakkel volgde in de trant van ‘oeps, ik heb de verkeerde procedure voor me, wat dom van mij, neem me niet kwalijk mensen, nu ja, toch bedankt dat u met de KLM hebt gevlogen enzovoort enzovoort.’

Waarschijnlijk is het dezelfde stewardess die halverwege de vlucht bij een meneer gaat staan met de vraag: ‘U bent die en die?’

Ja, dat is hij.

Nou ja, ze hadden begrepen dat hij vaak met hun vloog en daarom wilden ze een beetje weten wat hij zo van hunnie vond, de KLM dan. Dat ging vrij dwingend. Ik dacht: je zult vliegangst hebben en dan vraagt zo’n miep of je de veiligheidsinstructies voldoende vond, of je echt goed had begrepen wat te doen bij een crash. Bij het inchecken was er niemand te bekennen, dat doet de reiziger tegenwoordig helemaal alleen en ineens moest er dan feedback komen?

Gelukkig wachtte op Deense bodem het werk.

Het Groninger Museum wil met Nordic Art een ode brengen aan de volken en culturen van Scandinavië middels een overzicht van negentiende- en twintigste-eeuwse Noord-Europese schilderkunst. De presentatie omvat landschappen, portretten en taferelen van ‘the real life. Gastconservator David J., Hoogleraar Russische en Scandinavische Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leeds, benadrukte dat het deze keer niet om grote namen ging. Wel om de periode en de stijlen: realisme, naturalisme, symbolisme, modernisme. Het aanbod komt uit vijf landen (Denemarken, Noorwegen, Finland, Zweden en nog een ander Scandinavisch land) en omdat een museum dat een expositie organiseert graag publiek wil en publiek vooral is te verkrijgen met publiciteit is er een persreis georganiseerd en ben ik in als redacteur kunst en cultuur van de Groninger Gezinsbode in gezelschap van collega’s van RTV Noord, De Telegraaf, Trouw, Universiteitskrant en Villa d’Arte en dus doen we in een week Kopenhagen, Stockholm, Helsinki.

 
 
Ondanks dat we niet op namen moesten letten kwam die van Vilhelm Hammershøi veel voorbij. Een vrij onbekende naam dachten wij, maar dat dachten wij verkeerd. Michael Palin blijkt een enorme fan en maakte zelfs een documentaire over de man. Daar zaten ze bij de BBC niet echt op te wachten en toen heeft het voormalige Monty Python-lid zijn in twintig jaar tijd opgebouwde goodwill in een keer opgebruikt om de vertoning er door te drukken.

De eerste dag begon met een wandeling door Kopenhagen. Jackson wilde de belangrijkste plekken laten zien, zoals natuurlijk The Little Mermaid. Je kon immers niet in Kopenhagen zijn en het beroemde beeldje missen.

Bij het zien van al die gebouwen dacht ik: typisch Deense architectuur, geen idee waarom, maar typisch Deens. Totdat collega M. van het Dagblad van het Noorden opmerkte: ik vind het net Groningen. Daarna togen we onder meer langs het Thorvaldsen-museum, geheel gewijd aan Thorvaldsen (de schilderingen op de buitenmuren gaan over de inrichting van het Thorvaldsen-museum) en The Opera House (een geschenk van containerboer Maersk) en het was zo veel dat we niet alles konden zien en we toch The Little Mermaid hebben gemist.

De (werk)dag werd besloten met een bezoek aan het buiten Ordrupgaard, voormalig eigendom van Wilhelm en Henny Hansen. De man werd schathemeltjerijk met verzekeringen voor de gewone mens en investeerde zijn fortuin in een schitterende kunstcollectie , dat in het zomerhuis was te bezichtigen. Bij de Deense bankcrisis van omstreeks 1922 of 1923 raakte hij alles kwijt, edoch: de man krabbelde weer op, vergaarde een nieuw fortuin en kocht veel weer terug. Niet alles, wel veel.

Het zomerhuis wordt anno nu beheerd door de Deense staat, met aan de muren negentiende en twintigste-eeuwse kunst van impressionisten en post-impressionisten als Degas, Renoir, Monet, Cézanne, Gauguin en Matisse. Die zijn niet in het Groninger Museum te zien, maar Ordrupgaard levert drie werken. Het bezoek was er volgens Jackson om voeling met de tijd te krijgen. Hammershøi hing er ook; landschappen en interieurs met een bijna magisch-realistische sfeer. Ook opvallend: vrouwen schilderde hij met de rug naar de kijker toe. Een verbeelding van ‘the poetry of silence’.

Het beheren van een zomerhuis vol kunst is blijkbaar geen aangenomen werk, want als we aankomen is er niemand en duurt het even voor er iemand aan komt wandelen om de deur voor ons te openen.

Jackson bekende in de tuin van het landgoed dat hij geen vat kreeg op de uitspraak vande Denen. Hij vergeleek het met een vis waar je alle botten uithaalt. Zelfs de komst van Hannah Heilmann, zijn Deense assistent, bracht weinig duidelijkheid. Ordrupgaard wordt uitgesproken als Rdordropgord. Het beste, aldus de Brit, was om hier en daar klinkers en medeklinkers weg te laten, de overgebleven letters in een andere volgorde zetten en praten alsof er een schroevendraaier door je tong zat.

Dag 2


Gastconservator J. vertelde bij het ontbijt dat hij niet verbaasd was over de situatie gisteren bij Ordrupgaard, waar geen van de beheerders op het afgesproken tijdstip voor ons klaar stond. Na een telefoontje kwam er een jongedame aan met ‘oh, was dat vandaag?’ Zo ging het vaak met Denen, wist hij. Oh, hadden we een afspraak? Sorry, wat laat. Die laidback-mentaliteit konden ze zich veroorloven omdat uiteindelijk alles toch weer goed kwam.

Dat zullen collega J. van Trouw, collega M. van het Dagblad van het Noorden en collega M. van De Telegraaf ook gedacht hebben. Zij kwamen niet om kwart over negen, maar pas om half tien (!) in de lobby om uit te checken. Ook dat bleef zonder gevolgen, want we waren op tijd in het Statens Museum for Kunst, dat 25 of 26 werken levert. De conservator keek wel streng naar de camera van collega R. van RTV Noord en stak een rappellement af over copyright en wat hij allemaal niet mocht filmen. Alleen de muren en de brandblussers bleven over.

Collega M. van het Dagblad corrigeerde schrijver dezes overigens over het stukje van gisteren, want ‘ook jij vond Kopenhagen net Groningen’. Bij deze dus. In het staatsmuseum werden we iets wijzer over de Nordic Art-expositie. Moderne kunst, want kunst over het dagelijks leven, kunst die verhalen vertelde, maar ook kunst die getuigde van doorbraken in Scandinavië, eind negentiende, begin twintigste eeuw. Zoals de ‘liberation’ van vrouwen, vrije seks, ‘kick-out’ van religie’ en nog zo wat.

De werken van mensen als Juel, Eckersberg, Strindberg, Krøyer en Skovgaard toonden een en al daily life, al bleek het ook weer niet alleen een en al daily life. Het was vergeven van de symboliek. Jackson verduidelijkte dat met een schilderij van een vrouw die ziek op bed lag en een boek las. Een vrouw die een boek las op bed, dacht ik, maar dat bleek een statement. Aangetoond werd dat vrouwen zich best wilden ontwikkelen, maar dat ze dat alleen konden als ze ziek waren. Als ze dat niet waren moesten ze het huishouden doen, de kinderen verzorgen en de gele onderbroeken van manlief met reuzel wassen, zoiets.



Daarmee sneed de gastconservator het punt aan van labels. Je kon iets realistisch noemen, maar als je koos voor het vastleggen van een arbeider in povere omstandigheden of mensen die uit hun huis werden gezet, dan was dat bijna automatisch al een politiek werk. We knikten allemaal ja toen de gastconservator dat zei, maar schudden nee bij het icoon van de expo: At the French Windows. The Artists Wife van L.A. (Lauritz) Ring. Ring is naast Munch en Strindberg een van de bekendste namen. In de discussie gaven we Jackson geen gelijk. De kwestie: was de vrouw van Ring zwanger of niet. Ja, vonden wij. Nee, zei Jackson. Wel, zeiden we nog een keer. Zie die buik. Nee, zei hij, jurken uit die tijd maakten je dik. Dat zou bovendien controversieel zijn. Niemand schilderde zijn vrouw op die manier. We kwamen er niet uit.

Er was ook kunst van vrouwen zelf. Ze mochten niet studeren aan de Royal Academy, maar kregen les van de gevestigde namen. Daaruit ontstonden blijkbaar allerlei relaties, want het was Jackson opgevallen dat er meer vrouwelijke kunstenaars en artiestenkoppels in Scandinavië waren dan elders. Wat de kunstenaars ook deden was rekening houden met de markt. Er werden ‘feelgood’-werken gemaakt, inspelend op het nationalisme dat in die dagen de sfeer bepaalde. Van landschappen, zonnige dagen aan het strand, tot het gezellige gezinsleven. Op mijn vraag dat de geportretteerden geen geld hadden om die doeken te kopen riposteerde Jackson dat de gegoede burgerij ook ‘warme gevoelens’ had voor de lagere klassen.

Daarna mochten we een uurtje of twee wat voor ons zelf doen. Rondkijken bij Matisse, bij Franse kunst of lunchen. Het werd lunchen en met een sandwich kip en een flesje water was ik na koud anderhalve dag alweer door mijn kronen heen, want Denemarken is een duur land. Waarna er zonder Deens geld weinig anders overbleef dan in de tuin wandelen, maar het regende dus ging ik in de moderne uitbouw tussen delen van het Statue of Liberty zitten gamen.

Omdat ook bij de Hirschsprung Collection niemand open deed merkte ik op dat dit ‘de reis van de gesloten deuren’ was. Een poëtisch statement dat meteen in de prullenbak kon omdat iemand aan de zijkant op zijn Deens riep dat we ‘hiero’ moesten zijn. Het klonk als hjurro. Wij daaro heen, dwars door het natte gras, behalve collega M. van De Telegraaf die haar schoenen wilde sparen. Zij liep een stuk om. Mannen kijken daar van op. Die banjeren rustig in hun Armani door kniehoog slijk als het moet.

Heinrich en Pauline Hirschsprung waren collectioneurs die de kunstenaars soms financieel bijstonden. Artistieke stimulatie kwam van iemand als Eckersberg, docent aan de Royal Academy. Hij duwde andere kunstenaars de moderniteit in. Onder meer met de opmerking dat je niet moest kijken of een schilderij goed was, maar of het eerlijk was. Blijf bij jezelf. Probeer niet mee te gaan met stromingen of mode, maar doe wat je denkt dat je moet doen. Zoiets had Manet ook gezegd.

 
 
Als rechtgeaarde Groninger, opgegroeid met slaag en regen, heb ik een fascinatie voor ellende, desolate landschappen en ‘grote tragedies’ en ik werd geïntrigeerd door ‘The murder of a child’ van Erik Henningsen. Over een vrouw die haar maatschappelijk ongewenst kind vermoordde. Het doek zou niet in het Groninger Museum te zien zijn. Volgens Jackson was het te depri en er zou genoeg gloomy stuff uit Zweden te zien zijn.

Daarna volgde een borrel bij de ambassade, moesten we naar het hotel om alle gekregen kunstboeken in de bagage te doen, gingen we eten en togen naar het station voor de nachttrein naar Stockholm. Op die trein bleek geen Wi-Fi, zodat mijn verslag van Dag 2 pas op Dag 3 op de Gezinsbode-site verscheen.

Dag 3


De nachttrein was een drama. Een eerste klas coupé met eigen douche en wc klonk spectaculair, de praktijk bleek minder romantisch, want beide bevonden zich op dezelfde vierkante meter. Er hing ook nog een föhn. Bijna niemand deed een oog dicht, behalve collega J.. Ook collega P. niet, maar hij, met zijn 1,97 meter de langste man in het gezelschap, slaagde er wel in zich te douchen. Hij vond het zelf minder bijzonder, gezegend als hij in zijn eigen woning in hartje stad was met ‘het kleinste badkamertje van Groningen’. We noemen hem nu Houdini.

Met bloeddoorlopen ogen en knallende hoofdpijn lopen we naar Hotel Scandic, tegenover het hoofdstation. Van de verwachte Zweedse Gründlichkeit bij de spoorwegen is weinig te merken. Niemand controleert tickets, niemand komt ons wekken en niemand doet een poging ontbijt te brengen. Dus doen we dat, met de treinvouchers, in dat hotel. Daar blijkt een wc te zijn met een codeslot! Nooit eerder gezien. Daar word ik zenuwachtig van. Stel dat je een aanval kreeg van buikgriep. Stond je met dichtgeknepen billen te zoeken naar het papiertje met de vier cijfers. Het is trouwens 4363, voor wie toevallig in de buurt is en zich niet helemaal lekker voelt. In het eigen hotel, eveneens van Scandic, kwamen we bij door even te gaan werken, te Facebooken of verkiezingsnieuwtjes te googelen, in Nederland was het immers Election Day.

De eerste activiteit om elf uur: Nationalmuseum, Stockholm. Dat levert zo’n twintig werken. Nordic Art omvat in totaal 160 stukken en volgens researcher Hannah is dat een zeer krappe selectie. Jackson had liever 220 gehad. Het Nederlandse gezelschap werd rondgeleid door conservator Per. Per schrok van het aantal van elf mensen dat plots voor zijn neus stond, maar deed niet moeilijk over de camera van collega R.. Hij kon filmen wat hij wou en het had niet veel gescheeld of Per had mee helpen tillen.

 
 
De entree van het museum is opgesierd met immense muurschilderingen en daarna hoefde ik eigenlijk niks meer te zien. Vooral indruk maakte het befaamde Midvinterblot (‘Midwinteroffer’) van Carl Larsson. Het werk uit 1915 is gebaseerd op verhalen uit Noordse saga’s, zoals de Ynglingatal, waarin de Zweedse koning Dómaldr werd geofferd na een aantal jaren van slechte oogsten. Een kunstwerk ook met een verhaal (Midvinterblot).

Aan de muren in Stockholm tevens een Rembrandt, volgens Per de enige mural die de heer Van Rijn ooit heeft geschilderd. De titel: ‘The Conspiracy of the Barbarians under Claudius Civilus’. Als vanzelf werden we daar naar toegetrokken, maar daar kwamen we niet voor. Wel voor ‘Midsummerdans’ van Anders Zorn en ‘Getting ready for a Game’ van Bruno Liljefors. Iconen in de Scandinavische kunst. Jackson merkte op dat het normaliter vrij moeilijk is iconen los te weken. Iedereen begint te huilen bij het idee alleen al. Voor Nordic Art doet niemand moeilijk. Per had een sluitende verklaring: ‘Wij hebben eigenlijk geen iconen en wij zien de mensen graag huilen.’
 
 

Zorn en Liljefors zijn twee van de drie ABC-kunstenaars, zeg de top drie van Scandinavië. De derde plek is voor Larsson, wiens voornaam met een C begint. En ook vandaag benadrukte Jackson het nut van een klassieke scholing. Wij hadden hem al ingewijd in de mores in Groningen, waar de klassieke academie is opgericht omdat op Academie Minerva vooral het concept-denken wordt onderricht en aankomende kunstenaars geen ambacht meer leren. De gastconservator vond: je moest eerst de ‘grammar’ kennen en daarna kon je er mee doen wat je wou. Hij wees op een vijfluik van Liljefors met een Rien Poortvliet-achtige thematiek. Een vogeltje, een kat en een kat die een vogeltje dood wil maken. Met geen mogelijkheid een spectaculair onderwerp te noemen, maar enorm populair, dankzij de sheer quality.

Sheer quality zou een te enthousiaste kwalificatie te zijn voor het voedsel in het restaurant, maar het gehaktbrood met aardappelpuree en zure besjes was wel typisch Zweeds en op zijn Gronings gezegd ‘goed binnen te houden’. De twee vrij uurtjes daarna waren een vreemde gewaarwording na de hektiek van gisteren toen we met tassen met dikke boeken (sommige collega’s hadden zelf ook nog dikke boeken gekocht) van hot naar her liepen. Toen Jackson vroeg wat ik ging doen, antwoordde ik: ‘I am going to walk around in mijn dooie akkertje’. Het voortdurend omschakelen van Nederlands naar Engels en van Engels naar Nederlands is soms verwarrend. Het komt regelmatig voor dat we als Nederlanders in het Engels tegen elkaar staan te wauwelen.

Ik liep wat door het museum. Dat gaf een beetje vakantiegevoel, want dan deed je dat soort dingen. Daarna zat ik een uurtje op een bankje naar het water te kijken, want daar is in het dagelijks leven helemaal geen tijd voor.  Ik had er best langer willen zitten, maar we moesten naar de Nederlandse ambassade, alwaar Filip (Flip) de Heer net twee weken geïnstalleerd was. Wij waren zijn eerste groep en het ontvangst was allerhartelijkst. Collega P. spotte een Willem Hussem bij de entree en dat bleek het lievelingswerk van de ambassadeur. We mochten overal rondkijken, ook in zijn privévertrekken en het gesprek kwam op onze eigen kunstminnende koningin. Wij hoorden dat haar paleis volhing met eigentijdse kunst en wat hij verder vertelde was staatsgeheim. Omdat ik daaraan niet gehouden ben kon ik meedelen dat Beatrix van bitterballen houdt. Dat had ze een keer gegeten in het restaurant van de Fraeylemaborg in Slochteren. De waard, die ik goed ken, was van plan om zijn beste beentje voor te zetten bij de Koninklijke lunch, maar dat hoefde niet: Bea wilde bitterballen. Het boekje van de ambassade liet ik aan me voorbijgaan: ‘Mén, we are already stikking in de boeken’.

Hannah bekende dat ze ons een grappige groep vond: eenderde Indiana Jones, eenderde Dogma en eenderde Jacques Tati. Zo ging dat dus: wij denken dat we ons perfect normaal gedragen en zij denkt: het circus is in de stad.

Dat kwam onder meer door onze uitspraak van Wi-Fi, het toverwoord van deze persreis. In om het even welk gebouw, instelling, station, kroeg; de eerste vraag is steevast: ‘Heb jij Wi-Fi?’ Zij dacht aan een running gag, aangezien alleen senioren in Denemarken Wi-Fi uitspreken als Wie-Fie. Je moet zeggen: Wai-Fai. Zoals Hi-Fi. Bij het uitzwaaien gaf de ambassadeur nog een leestip aan ondergetekende: Paul de Wispelaere en de anderen moesten er op toezien dat ik dat ook echt ging lezen. ’s Avonds bleek dat een biertje hier inderdaad duur is, omgerekend zo’n acht euro en daarna concentreerden we ons op de verkiezingen, want dankzij Wai-Fai is de verkiezingsuitslag ook hier trending topic.

Dag 4


Zoals wij Bea hebben, zo hadden de Zweden Prins Eugéne. Lid van de koninklijke familie en kunstminnend. Over de kwaliteiten van onze vorstin als beeldhouwer heb ik geen mening, maar Eugéne kon echt goed schilderen. Daarnaast verzamelde hij en steunde kunstenaars. Om al die activiteiten op een plek te brengen wilde hij een buiten en als je geld hebt laat je dat bouwen. Het landgoed Waldemarsudde, gelegen op een van de eilandjes die Stockholm rijk is, begon in 1900 en was vijf jaar later klaar. Het is tegenwoordig een museum en er komen jaarlijks 200.000 bezoekers. Evenveel als het Groninger Museum gemiddeld boekt. Waldemarsudde leek mij een mooie plek om te werken, maar volgens collega P. zou ik hier niet gelukkig worden: ‘Nee man. Je zou je hier te pletter vervelen.’

Misschien, maar ik woon met plezier in Slochteren, ook niet bepaald het centrum van de wereld. Eugéne hing zijn residentie vol kunst en nodigde de intelligentsia uit voor diners en intellectual meetings. De schoonheid van ex- en interieur, omgeven door een tuin met de afmetingen van het Wiener Wald, was dermate dat de prins zichzelf af en toe bij de kladden moest grijpen om decent werk te maken. Anders bleef het bij sitting and staring as an idiot.

Tijdens de wandeling van hotel naar tramstation dacht ik: met de sfeer in de groep zit het wel goed. Het woord ‘reünie’ viel al. Aan de oevers bij Waldemarsudde dacht ik echter: dit zit helemaal niet goed. Collega R. van Villa d’Arte en collega J. van Trouw hadden het over de vogels bij het water. Merkwaardig, dacht ik, de een weet alles over klassieke muziek en opera in het bijzonder, de ander promoveert binnenkort op een mij onbekende Franse fotograaf en leest ’s ochtends in de lobby de Herald Tribune, maar of die beesten, op nog geen vijf meter afstand, zwanen of ganzen zijn, daar kunnen ze het niet over eens worden.

 
 
De directie van Waldemarsudde is genereus in de uitlenerij voor Nordic Art. Uit de collectie van meer dan zevenduizend stukken worden bijvoorbeeld twee werken van Carl Larsson uitgeleend, alsmede Gaslisa van Ernst Josephson. Collega P. van RTV Noord had meegekregen dat de kunstenaar had gezegd: ‘Of ik word de Rembrandt van Zweden of ik sterf.’ Zoiets moet je nooit roepen en het is hem ook niet goed gegaan. Van Eugéne zelf komt een topstuk naar Groningen: Det gamla slottet. Oftewel: het oude huis. Een schilderij dat de eenzaamheid verbeeldt. Het is een van zijn twee bekendste schilderijen en ook op Waldemarsudde doen ze niet moeilijk over het uitlenen van iconen.

Daarna was er koffie, met iets erbij, zoetigheid en gebak. Ik ben meer van de hartigheid, maar omdat je nooit weet wanneer je weer te eten krijgt nam ik twee dingen. Daarna hadden we weer een uurtje vrij voor een wandeling in de tuin, langs een van de 44 denkers die Rodin heeft gemaakt en langs de bloementuinen waar de bloemen werden gekweekt voor de bloemenkamer en dat waren weer de bloemen die Eugéne in zijn tijd mooi vond. Ik weet niet wat voor bloemen. Je kunt niet overal verstand van hebben en ik weet niks van bloemen.

Tijdens de wandeling naar de rozentuin voor de lunch passeerden we een juffrouw van de gemeentewerken met een handmaaier. Die stopte toen we langsliepen. Logisch, dacht ik, het gras wordt met gloeiend geweld in het rond gezwiept en het zou best kunnen dat er net iemand zijn hond heeft uitgelaten. Het park was groot en de bewegwijzering in het Zweeds, dus bleef voor de lunch slechts tien minuten over. Om twee uur werden we immers in het Strindburgmuseum verwacht en Denen mogen dan zelf graag te laten komen, als anderen het doen, is dat een belediging. De schade bleef beperkt tot tien minuten, toen stonden we bezweet in het Strindberg Museum.

De voormalige woning van een van Zwedens beroemdste zonen is helemaal gewijd aan August Strindberg. Er was een overzichtsexpositie, want het is precies honderd jaar geleden dat hij overleed. Strindberg is iemand die nauwelijks introductie behoeft: toneelschrijver, schilder, fotograaf, schrijver, vrouwenhater, gek, socialist, revolutionist, essayist en internationalist. En o ja, hij heeft geprobeerd goud te maken en was drie keer getrouwd: twee keer met een actrice en een keer met een journaliste. Een gedurfde score voor een ‘vrouwenhater’. Strindberg heeft over tal van kwesties ‘scherpe dingen’ gezegd, maar vanuit het museum werd dat niet ontkend of goedgepraat. Gids Erik: ‘We zijn geen Strindberg-fanclub.’

Ondanks dat zijn opvattingen tot op de dag van vandaag verdeeldheid veroorzaken, waren er vijftienduizend mensen die hem toezwaaiden op zijn vijftigste verjaardag en bij zijn begrafenis, hij overleed op 63-jarige leeftijd, stonden er vijftigduizend man langs de weg, in 1912 eenvijfde van de totale bevolking van Stockholm.

Op een persreis als dit ontmoet je als Groninger, wonend aan het einde van de wereld en verstoken van alle trends, eindelijk mensen die wel weten hoe het moet. Zoals met twee duimen typen op je iPhone in plaats van een. Zoals ik het deed, meenden enkele collega’s, leek dat een beetje vreemd. Ik deed mijn best, maar keek wat raar op toen er ‘Beetjoven’ stond en ‘…ze was tien toen hij dood gong’. Het driekamerappartement van Strindberg was overigens modern voor die tijd. Er zat van alles in: cv, lift en wc. Alleen een ding miste. Wi-Fi dacht ik, maar het bleek een keuken.

 
 
Waarna een snelle blik volgde op een beeld van Strindberg vijftig meter verderop in een park. Beautiful, zei ik. Onvervalste homo-erotiek, zei collega R. Ik heb ze mooier gezien, zei collega P.. Waarna alweer de bus wachtte naar de veerboot, voor de oversteek van Stockholm naar Helsinki. Een geheel nieuwe ervaring. Die dingen had ik tot vandaag alleen gezien in series als Love Boat en ARD-documentaires over het Nord-Ostsee-Kanal. Twaalf verdiepingen, een winkelpromenade, een casino, meerdere bars uiteraard, liften, alles zat er op en eraan. Ik liep er rond als Sjakie in de Chocoladefabriek. Ook al hebben we veel moois gezien en is het nog afwachten wat morgen het nationaal museum Ateneum en het huis van Akseli Gallen-Kallela brengt (de tijd om een blog te schrijven ontbreekt dan), de twee uurtjes op het zonnedek, onderwijl de boot bij ondergaande zon door het eilandrijke kustgebied voer, vormden het hoogtepunt van de reis.

Epiloog

 
We schrijven het jaar 2022. Het cultuurlandschap in Nederland is voorgoed veranderd. De mores worden bepaald door een select groepje mensen; figuren die de een na de andere internationale prijs in de wacht slepen met hun werk en die dicteren wat wel of niet kan. Zelfs in het Calvinistische Holland worden ze Godenmensen genoemd.

Zoals scenarioschrijfster Maaike S., voorheen kunstredacteur van De Telegraaf. Ze verzette de bakens in Nederland Toneelland met de vijfakter ‘Wachten op Wi-Fi’, een fenomenaal geschreven abstract-minimalistische play over een groep mensen die ergens op een trap van een museum zit te wachten. Het is niet duidelijk waarop ze wachten, maar de dialogen gelden inmiddels als een standaard in de internationale toneelwereld. Er is Staffhorst vaak gevraagd of de groep misschien wacht op God. Haar antwoord is dan steevast: ‘Nee, dan had ik het wel Wachten op God genoemd.

Marijke B., die tot 2012 voor het Dagblad van het Noorden werkte, is al jaren een celebrity in Nederland. De geëngageerde Godmother of Modern Journalism schreef talloze boeken over lifestyle, met vegetarisme als speerpunt. De basis voor haar immense oeuvre is het idee dat een mens zich niet steeds hoeft uit te spreken voor het een OF het ander. Iemand kan in een restaurant ook zeggen ‘I prefer vegetarian’. Daarmee haalde ze het vegetarisme uit het verdomhoekje en opende ze en passant ook voor andere subculturen (‘I prefer being gay’) de deuren en slechtte ze de grenzen tussen alle gezindten en stijlen. Ons land is sindsdien niet meer hetzelfde

Joke de W., begonnen bij dagblad Trouw, schreef een zestiendelig standaardwerk over obscure Franse fotografie. De kloeke publicatie degradeerde de Bijbel in een klap tot een inderhaast in elkaar geflanst stripboekje. Overbodig te zeggen dat ze in het land van kaas en wijn overladen is met prijzen en nu in Parijs doceert. De Wolf maakte tevens naam door in haar eentje in een kleine schouw non-stop drie keer de wereld over te zeilen, met een minimum aan equipment. Onderweg pikte ze een huilende Henk van der Velde (‘boehoe, ik heb zo’n heimweehee!’), tot dan de goeroe van de vaderlandse zeilwereld, op in de Noordelijke IJszee en zorgde dat hij weer veilig thuis kwam. Van der Velde werkt sindsdien op de visafslag in Zoutkamp.

Pieter de H. kreeg als eerste Nederlander, als eerste buitenlander überhaupt, de prestigieuze Pulitzer Prize. Na jaren van onderzoek in Cuba, Rusland en Amerika, slaagde hij er vijftig jaar na dato in de moord op John F. Kennedy eindelijk op te lossen. Een prestatie die zijn weerga niet kent in de journalistiek. Zelfs Woodward en Bernstein vonden dat hun stukjes over Nixon het niet haalden bij het werk van De Hart.

Een van de beroemdste aanslagen uit de wereldgeschiedenis bleek uiteindelijk toch op een misverstand te berusten. Lee Harvey Oswald was aan het jagen in Dallas, spotte een fazant op het gras en juist op het moment dat hij vuurde, reed plotseling de wagen met Kennedy voorbij.

Roy Z. won drie Oscars voor zijn trilogie De Reis, De Nacht, De Verdwijning. Een beklemmende reeks, die wereldwijd in de bioscopen 1 miljard dollar opbracht. Een verhaal over een filmmaker die tijdens een bootreis verdwijnt. Op de ochtend van aankomst ligt in zijn cabine alleen een pakje shag, een portemonnee en onder het opklapbed een paar flesjes vodka. De man wordt nooit teruggevonden. Op de vraag naar het autobiografische element in de drieluik verzucht Zwier doorgaans: ‘Hoe kan een film over een verdwijning nu autobiografisch zijn?’

Rene S., autoriteit op eenzame hoogte op het gebied van klassieke muziek en opera,  voltooide na tien jaar de Unvollendete van Beethoven. Daar ging een uitputtende speurtocht door alle archieven van Duitsland en Oostenrijk aan vooraf. Het werk, dat inmiddels in elk land is uitgevoerd, heet sindsdien ook geen Unvollendete meer, maar ‘Witte zwanen, zwarte ganzen’. Naar later bleek bepaalde hij ook de mode in de straten van Denemarken, Zweden en Finland, waar op zeker moment in 2012 mannen hun hoedje omgekeerd gingen dragen.

Anne Carlijn K. wordt de Oriana Fallaci van Nederland genoemd. Een keiharde journaliste. Ze doorbrak de hegemonie van persvoorlichters door de spindoctor van Mark Rutte (die halverwege het kabinet Rutte 6 was) af te kappen met: ‘IK stel hier de vragen’. Sindsdien is de verhouding van een journalist op vijf voorlichters verleden tijd. Het vaderlandse journaille kan dankzij Kok weer normaal haar werk doen. De in Groningen opgeleide vrouw had al indruk gemaakt door cum laude haar studie Nederlandse Letterkunde af te ronden met een proefschrift over het woord ‘Hertje’.

Josee S. presteerde het onmogelijke door met een pr-campagne die zijn weerga niet kende, de economie van Egypte als Vierde Weg te verkopen. Het land geldt sindsdien als het rolmodel voor andere economieën en drukt de Verenigde Staten, China, Rusland en India al jaren van de eerste plek als meest toonaangevende land op onze aardbol. Noord-Korea dingt al jaren naar haar gunsten, met bedragen van meer dan zeven nullen, maar Egypte blijft haar land.

Wat deze mensen kenmerkt is dat als gevraagd wordt naar een beslissend moment in hun leven, zij alle verwijzen naar een persreis naar Kopenhagen, Stockholm en Helsinki, die ergens in 2012 plaatsvond. Daar deden zij de kennis en ervaring op die hun aan de top op hun vakgebied bracht.

De trip kende overigens nog een deelnemer, Herman S., verslaggever van een bokkeblaadje. Bij terugkomst kreeg hij meteen op zijn donder van zijn chef die hem toeblafte dat de lezers niet zaten te wachten op een journalist die lyrisch is over een bootreisje: ‘Kom eens een keer met een goed verhaal man.’ Hij raakte zijn baan kwijt en in een poging de gebeurtenissen tijdens de reis te duiden ook zijn verstand. De man raakte aan de drank en drugs en schijnt ergens in het Noorderplantsoen te wonen. Op zonnige dagen kan men hem daar op een bankje zien zitten. Het enige verstaanbare geluid dat hij nog voortbrengt is ‘Ik heb Wi-Fi, ik heb Wi-Fi…’

maandag 21 december 2015

Had het eerder moeten zeggen, maar ik neem even pauze qua bloggen. Misschien dat er hier en daar nog een kort verhaal op komt, maar ben even uitgeluld qua weekboek. Maandag 4 januari begin ik weer. Voor de trouwe luisteraars: prettige kerst en een gelukkig nieuwjaar.

vrijdag 18 december 2015

Er klinken knallen uit het bos. Mijn zoons liggen al op bed; de een vrijwillig, de ander onvrijwillig. De hamster in de roze kooi hangt met zijn twee voorpootjes aan het traliewerk. Waar de tweede is met zijn blauwe kooi weet ik niet. Op de salontafel ligt een plastic takje met hulst. Aan de woonkamermuur hangt een papier met een tekst: ‘Life is better when you’r laughing’. Ik denk aan de recensie van de biografie van Hans Fallada. Mijn vrouw legt haar kussen recht en kijkt vanaf de bank verder naar The Big Bang Theory. Het is 18 december 2015 en buiten is het 11 graden Celsius. Ik wil sneeuw, maar het sneeuwt niet. Ik neem morgen een kijkje bij loopgraven en tankgrachten uit WOII. In Westerbroek. Op Twitter is iedereen ineens into handbal. Tot aan vandaag heb ik op Twitter nog nooit iemand over handbal gehoord. Een stuk gewei ligt op het gele kastje voor het grote raam. Het ruikt nog naar Chinees in de kamer. In het bos is het stil nu.

donderdag 17 december 2015

Ik zeg tegen mijn vrouw, ik zeg: ,,Ik denk dat we dit jaar maar geen kerstkaarten versturen. Helemaal klaar mee. Gewoon via blog, Facebook, Twitter, weet ik wat, lekker makkelijk.''
,,Niks der van, ik heb alles al gekocht.''

woensdag 16 december 2015

Ik ben begonnen in Infinite Jest, het magnum opus van David Foster Wallace. Als alles klopt wat ik daarover heb gehoord, dan moet dit het meest bijzondere boek zijn dat ik ooit zal lezen. Een werk dat in ieder geval, net als Moby Dick, Ulysses, De oude man en de zee en Don Quichot een mijlpaal is in de geschiedenis van de wereldliteratuur.

Ik hoop dat ik de grootsheid ervan kan bevatten en het zal me niet verbazen als ik het een keer of twee, drie moet herlezen om alles tot me door te laten dringen. Ik lees ook net even wat langzamer dan anders, maar een frase maakt me nu al blij. Dat is wat de hoofdpersoon in de ietwat verwarrende openingscene opmerkt: ‘I do things like get in a taxi and say: ‘’The library, and step on it.’’’

dinsdag 15 december 2015

Een klotenweek wordt dit. Onontkoombaar. Dat heeft niks te maken met het al dagen durende gevoel dat ik door watten kijk, hersenen die als schuurpapier langs mijn schedel schrapen en het handvol grind dat zich ergens in mijn maag moet bevinden, maar wel met: ik heb piket.

Eens in de zoveel tijd ben je bij de krant de lul. Dan is het van maandag tot en met vrijdag van zes uur ’s avonds tot ’s ochtends zeven uur stand-by staan voor rampen en rellen en daarna weekenddienst.

Werken op zaterdag en zondag is het probleem niet. Je doet twee of drie reportages die meestal niet in je eigen gebied zijn, dus je komt nog eens ergens. De piket is wat vervelend is. Ik check doorlopende de vijf mailboxen, wat er op Twitter gebeurt en controleer alle OOV-Alert berichten op rampen en rellen die er aan zitten te komen. Mijn vrouw vindt me daar nogal krampachtig mee om gaan en dat zei ik ook tegen collega L. ,,Je bent niet de enige’’, zei hij, ,,het is gewoon een klotenweek. Je kunt geen biertje drinken, je kunt nergens heen en je slaapt inderdaad onrustig. Der is gewoon niks aan.’’

Sinds dat gesprek beschouw ik piket helemaal als een verloren week. Dat werd er niet beter op toen hij er aan toevoegde dat collega M. nog minder dan ons een oog dicht deed, pas om middernacht slapen en om vijf, zes uur weer wakker: ,,Doodsbenauwd dat er brand op het chemiepark uitbreekt.’’

Ook al verdeel ik de piket met twee andere collega’s, daar denk ik sinds gisteren tot en met komende zondag aan elke minuut aan: als er maar geen brand op het chemiepark uitbreekt.

maandag 14 december 2015

Als een soort van klein saluut aan de overledene pak ik bij het verlaten van de zaal een stukje cheesecake. O, dit is lekker, denk ik bij de eerste hap. Ondanks dat er op dat moment andere dingen zijn om te overdenken. Mijn zus maakt ook cheesecake, maar deze is besmeerd met jam en dat, zo weet ik sinds vandaag, maakt het net even af. Van de overige lekkernijen van de mini High Tea blijf ik af. Wij gaan.

Wij, dat zijn een collega en ik en de reden dat we bij de uitvaart zijn is onze stagiaire. Het afscheid is van haar vader. Een man die ik niet ken, maar nu wel, omdat zijn leven met dia’s en verhalen aan ons is verteld.

In het kort: een Brit van voor in de twintig die een advertentie ziet voor een lasser in Groningen en zijn familie zegt dat-ie voor zes maanden naar Nederland gaat. Dat loopt wat anders. Hij vindt hier vast werk, ontmoet de vrouw van zijn leven, ze krijgen drie kinderen en gaan elk jaar op vakantie naar Frankrijk.

Zijn verhaal werd verteld door vrienden, een zus en een broer. Dat kon ik nog redelijk aanhoren, maar toen zijn dochters, waaronder onze stagiaire, het woord namen zag ik er uit alsof ik een familiepak Fisherman’s Friend ineens had doorgeslikt en vanuit mijn ooghoeken leek de collega er niet veel beter aan toe.

Wat me meteen deed beseffen: dit is waar het om draait. Dat wat over je verteld wordt op je uitvaart. Door je kinderen.

Wij stonden vandaag, dat was duidelijk, bij het afscheid van de liefste man ter wereld.

Misschien, nam ik me op de terugweg voor, moest ik nog meer proberen dat ook te zijn en misschien, besloot ik, zou het goed zijn eens minder te mopperen. Ja, dat zou ik doen, al wist ik op dat moment ook, dat als morgen weer de wekker gaat en de heren weer treuzelen met broodje eten en aankleden, ik ze weer op oudtestamentische wijze zal aansporen.

vrijdag 11 december 2015

Het is niet mijn gewoonte een blogje op zaterdag te posten, maar ik redde vrijdag niet meer. Ik had correctiedienst en die was ongeveer om elf uur ’s avonds klaar en na de laatste krant van de week komt er bier op tafel. En Shanghai-nootjes, Dorito-chips van het type Roulette en volgens digitale redacteur Teo zelfgebakken Bulgaarse metworst, die opvallend veel leek op Groningse metworst.

Het biertje is niet de enige reden dat ik geen hekel heb aan de correctiedienst. Goed, het is vermoeiend om vier uur lang intensief alle teksten in de krant te checken op spelfouten, grammaticale acrobatiek en al te grote bokken, maar dat hoort erbij en bovendien: als je de krant echt goed leest kom je de meest gekke dingen tegen.

Eindredacteur Kitty verzon het woord ‘Kniepertjesbakmarathon’, ik las over een Chinees ondernemersechtpaar, genaamd Guanghui Su en Amy Chen die hun zoon Hendrik hebben genoemd, er is altijd wel iemand die Poepjes heet, een Friese gedeputeerde dit keer, de kop van een column werd ‘Maya de bijrijder’, ik zag vondsten als ‘laatste-moment-invaller’ en ‘dediabolisering’ en de mooiste frase was van mijn favoriete muziekrecensent Minke. Zij schreef over een orkest dat veel te gehaast was, ‘waardoor er geen muziek tussen de noten kwam’.

Wat me nog meer vreugde schonk was het moment, toen de eindredactie allang aan bier, metworst en chips zat, Jacques J. d’Ancona binnenkwam om alvast een recensie voor de maandagkrant te tikken. Even voor uw beeld: het was even voor twaalf en de man is 76.

donderdag 10 december 2015

19.05u: Ik ga zitten aan de perstafel in de raadszaal van Bedum.

19.07u: Ik probeer verbinding met internet te maken.

19.30u: Burgemeester Henk Bakker (CDA) opent de vergadering met gebed.

19.32u: Ik spreek in gedachten de hoop uit dat er door de rest van de aanwezigen hard is mee gebeden, want ik heb in gedachten alle duivels uit de hel bij elkaar gevloekt.

19.45: Ik heb nog steeds geen internetverbinding.

19.48: Ik denk: ,,En nu?’’

19.50: Ik pak mijn laptop in, de enorme fles bier die ik ‘zomaar’ van CDA-raadslid Rolf van Bruggen heb gekregen, knik met een verwilderd hoofd wat mensen toe, incluis de niet-begrijpend kijkende griffier Henk Reijsoo, van wie ik de inlogcode had gekregen en stort met donderend geraas de trap af en ren het gebouw uit, naar mijn auto.

19.52: Onderwijl ik via de iPhone verder naar de vergadering luister en hoop op veel vragen over de andere onderwerpen, alvorens de raad bij de scholenaanpak komt, sjees ik met een noodgang van Bedum naar Groningen, naar het DvhN-kantoor aan de Lübeckweg.

20.20u: Ik ren het gebouw binnen, de trap op, plof achter mijn bureau en wacht ongeduldig tot laptop opstart. Ik negeer digitale collega Matthijs Sorgdrager die zegt dat internet het niet doet.

20.25u: Ik heb me voor niks de kop gek laten maken door Sorgdrager.

22.22u: Ik geef copy editing op het stuk over de scholenaanpak voor de krant van morgen en bid dat ik alles een beetje goed heb meegekregen.

22.23u: de klem op mijn borst is nog niet weg en ik denk: dit niet nog een keer.

22.30u: ik overweeg serieus te solliciteren op de vacature van beheerder van begraafplaatsen en monumenten in de gemeente Bedum.

woensdag 9 december 2015

We vinden een plekje dichtbij de deur. Normaal gesproken zijn die parkeerplaatsen bezet, nu niet. Waarom dat zo is, weet ik niet. Ik draai de contactsleutel om en de motor stopt. Als ik mijn gordel wil losdoen en de deur openen bedenk ik me.

,,Jij mag ook wel even heen’’, zeg ik tegen mijn oudste zoon.

,,Is goed. Maar ik heb geen geld.’’

Ik geef hem twintig euro.

,,Wat moet ik ook weer halen?’’

,,Vlees voor vanavond. Kies maar wat. En afwasspul, had mama gezegd.’’

Hij neemt het biljet aan, doet zijn gordel los en stapt uit. Het is de eerste keer dat-ie alleen boodschappen doet, realiseer ik me. Al voelt het niet als ‘een moment’. Er gebeuren meer dingen waardoor ze ineens ouder en groter lijken. Hij vindt het leuk, zoiets, weet ik. Een klein avontuur op een doordeweekse middag en ik ben benieuwd waar hij mee terugkomt. Ik bedoel: welk merk afwasmiddel zal hij kiezen en welk type? Citroen, lavendel, of de groene? Hij gaat een keuze maken en ik heb geen aanwijzingen gegeven.

,,Ik hoop dat Hunter opschiet’’, zegt Reyer vanaf de achterbank.

,,Hoezo?’’

,,Volgens mij moet ik poepen. Misschien staat Daan ook al voor de deur.’’

,,Sneller dan snel kan niet’’, stel ik hem gerust.

Als Hunter de winkel uitloopt komt hij niet meteen naar de auto. Ik zie hem ineens recht op de straatkantverkoper afstappen, kijkt naar de man, glimlacht, geeft hem papiergeld, knikt en loopt dan onze kant op.

,,Wat heb je gekocht?’’

Hij laat me de drumsticks zien en de fles Dreft. Citroen.

,,Niet wat weinig?’’

,,Ik twijfelde ook of ik twee pakken mee zou nemen.’’’

,,We hebben nog wel frikadellen in de diepvries. Als we vlees te kort komen. Trouwens, meneertje, wat gaf jij die Riepeverkoper?’’

,,Vijf euro.’’

,,Vijf euro? Heb je geen wisselgeld teruggevraagd?’’

,,Neuh. Een extraatje voor die meneer. Het is koud weer. Leek me wel een goed idee.’’

,,Lekker, zo’n goed idee. Je realiseert je dat je uitdeelt van andermans centen? Van ons huishoudgeld.’’

,,Ik betaal je wel terug hoor. Als je dat wilt.’’

dinsdag 8 december 2015

Ja nou ja drukdrukdruk nee ik zit net ja weekooknie soms is dat zo had niet zo door begon rustig nou ja wat is rustig tegenwoordig niet want ook dat liep al direct tegen en die kwam niet en die weer wel en die had dit en die had dat en in middag opeens hierheen en daarheen en weer hierheen kreeg dat ook laat door ja zoals dat altijd gaat en o ja moest die nog halen en toen die en die en toen die daar weer heen en toen stukje tikken bellen en nee eten koken geen tijd voor volgende keer beter en weer in auto weer weg en regende ook nog zul je altijd zien wat is het ook kutweer hier en ik wil sneeuw een dikke pak liefst paar dagen voor kerst en toen weer terug en eindelijk achter bureau want af en toe moeje ook werken niewaar en mailen en klopt dit klopt dat en ja ik zit net nu en dan ist nog niet rustig want moet dit weer ja precies dit stukje en nou ja zo heb je al wat en mensen zeggen ook altijd wat hest al drok en denk om diezulf en klopt ook wel maar ja wie heeft t niet druk tegenwoordig we rennen ook wat af met mekaar en merk nu ook dat k wat op hobbel raak en dat moet niet want ik voel ook direct als ik het zo druk heb spannings in t hoofd al kan t ook komen van te weinig drinken van water dan want overdag geen alcohol dat zou wat wezen en k voel af en toe ook klem op de borst maar goed we lopen niet meteen bij dokter nee zie me al zitten bij die man of nee die vrouw die heeft vast ook meer te doen dus gaat wel weer over is meestal zo en straks gewoon lekker slapen beetje vroeg naar bed nog even lezen en nou ja misschien toch nog even blacklist zien mooie serie die kerel lijkt op favoriete schrijver en ik wil wel eens weten hoe t zit met die vent van dai poedie en we zitten der helemaal in en ja ik rond toch maar af nu anders wordt t weer zo laat vandaag en ga nou eerst happie eten want had nog snert opstaan en morgen ja morgen wordt nog drokker drukker dus.

maandag 7 december 2015

Op de agenda van de commissie in Loppersum vanavond onder meer de presentatie van het Integraal Veiligheidsbeleid jaarplan 2016. Een onderwerp waarbij mijn gedachten aan de wandel gaan. De verleiding van Facebook en Twitter is ook sterker dan ik. Maar als ik tijdens een antwoord van een kwartier van een brandweerman wat aan het scrollen ben, zie ik dat de politiechef van Basisteam Ommelanden-Noord mij streng zit aan te kijken. Ik leg de telefoon gauw weer weg.

vrijdag 4 december 2015

Het is vrijdagavond. Ik zit naast mijn jongste zoon op de bank. Hij heeft een laptop op schoot. Een headphone op zijn hoofd. Zijn vingers vliegen over het toetsenbord. Minecraft. De oudste zit rechts van mij, op de andere bank. Hij zit op zijn rug, de blote voeten op de rand van de bank, met zijn knieën omhoog. Die ondersteunen zijn iPad. Zijn hoofd licht op door het beeldscherm. Naast hem mijn vrouw. Die is, net als ik, al in pyama. Zij tikt met haar rechtervinger op haar iPhone. De televisie staat aan, maar niemand kijkt. Er is ook niemand die iets zegt.

donderdag 3 december 2015

Als ik in de auto stap weet ik, ik heb hoofdpijn. Geen knallende, een lichte, maar het is er wel. Ik zet de TomTom aan en druk op ‘naar huis’, omdat ik het gedeelte van Haren niet heel goed ken en ik even naar een bekend stuk moet. Dat lukt min of meer op de Stationsweg, daarna red ik mij. Mijn vrouw appt me wat we eten. Ik zit achter het stuur en weet het niet. Ik kan terugappen, wat ik soms doe, maar het is donker en ik lees net even te vaak over veroordelingen of doden door mobiel gebruik achter het stuur. Dus ik bel, met de phone op schoot. Of ik ‘Fred en Karin’ ga doen, vraagt ze.

Die term staat bij ons voor hapjes met een glaasje wijn erbij. Ooit geleerd van Fred Emmer en diens vrouw Karin. Ze werden geïnterviewd voor, ik meen Volkskrant Magazine en de twee zeiden dat ze soms geen zin hadden aan koken. Dan namen ze tapas mee. Olijfje, worstje, kaasje, nootjes, meloen, taco, toastje met smeerseltje, dat werk. Daar zat alles in en dat was dan hun avondeten. Dat doen wij ook als we geen zin hebben aan koken.

Ik reed over de oude weg van Waterhuizen naar Hoogezand, sloeg rechtsaf de Rengersbrug op, nam de rotonde daarna driekwart en draaide weer een paar minuten later de parkeerplaats op van de Jumbo in Martenshoek. Terwijl ik mijn jas dichtritste stapte ik de winkel binnen en pakte een mandje. De eerste stop was de sinaasappelsapmachine. Dat drinken wij de laatste tijd graag. Zo krijgen wij onze vitamines. Ook al beweren onderzoekers dat een zo’n glas net zo slecht is als cola, dat gaat er bij mij niet in. Je ziet de sinaasappels uitgeperst worden en aangezien dat een natuurproduct is, kan het nooit slecht zijn.

Ik stop twee knoflookworstjes in het mandje, een bakje krabsalade, kip met saté, drie bakjes fruitsalade, een stukje camembert met calvadossmaak en, daar had de rest van de familie zin aan: nacho’s, tomatenblokjes, geraspte kaas. Simpel, maar lekker. Gooi de chips in een kom, het blikje tomatenblokjes erover, dan de kaas en dan een minuut of vijf in de magnetron. Smaakt bijna net zo als in de betere lunchcafés in de stad.

Ik zie ook iets nieuws: kleine bakjes met spareribs met honingmosterdsaus en kipspiesjes. Neem ik ook mee. Evenals twee flessen rode wijn. Los Gansos merlot. Rode wijn smaakt me de laatste tijd niet meer. Wat ik ook koop, ik vind het allemaal niks. Maar die van Los Gansos is wel goed.

Ik bel mijn vrouw omdat bij de kaas een display staat met boeken. Zij houdt van thrillers en ik zie er een van Harlan Coben. Voor maar 5,95 euro. Of ze die al heeft. Nee, die heeft ze nog niet. Dus ook maar in het mandje. Ik heb zoveel spullen dat ik een Jumbotas moet kopen. We hebben best wel veel van die tassen, maar ik zie me nog niet met alles naar de auto lopen. Onderwijl de kassajuffrouw alles scant en ik tot mijn schrik zie dat ik voor meer dan vijftig euro aan hapjederij heb gekocht, denk ik aan wat ik gisteren tijdens de Sinterklaasinkopen dacht en dat ik gisteren al had willen opschrijven, maar het om de een of andere reden niet deed:

,,Er zijn drie periodes in het leven van een man waarin het geoorloofd is om met Lego te spelen. Ik heb er nu twee gehad.’’

woensdag 2 december 2015

Waarom luisteren kinderen eigenlijk niet? Is evolutionair gezien veel logischer.

Voorbeeld: Hunter heeft nu muziek aan bij het huiswerk maken. Ik zeg: ,,Kun je zo wel leren?''
Hij: ,,Zo kan ik juist beter leren.''

Aargh; alle ouders weten dat dat niet zo is. t Is ook nog muziek waarbij mijn aars zich gedraagt als een naar adem happende vis. Maar dat terzijde.

dinsdag 1 december 2015

Het regende. Niet een beetje, stevig. In een vlaag van helderheid had ik een paraplu uit de auto gepakt, maar het damesmodel met tijgermotief bood nauwelijks bescherming. Ik voelde mijn broek langzaam nat worden. In de vallende schemer, kijkend naar de lange rij van aula richting geopend graf, waande ik me in een film.

De collega’s dachten dat ik een nieuwe hobby had, toen ik gisteren om twee uur zei dat ik wegging, maar van mij hoeft het geen gewoonte worden, elke twee weken een uitvaart. Het ging dit keer om J. een broer van twee vrienden van mij: M. en G.. Die twee zijn dus ook broers, ja.

Het was bepaald niet de eerste keer dat ik daar was, op die begraafplaats. Het is de stad waar mijn moeder vandaan komt en waar ik gelukkige jaren beleefde, voor het eerst op mezelf. De ouders van mijn moeder liggen er, een broer van haar, een zus en ook de vader van een vriend. In de rij, wachtend voor de laatste groet, keek ik sluiks opzij, naar waar ik vermoedde dat mijn opa en oma lagen. Ze zijn er meer dan dertig jaar geleden begraven. Er is sindsdien veel veranderd. Ik durfde niet aan mijn ouders te appen waar ik moest zoeken.

Toen ik na de laatste groet met F. terug naar de aula liep zei hij dat hij nog even bij zijn broer had gekeken. Ook alweer lang geleden. Herinneringen kwamen boven en het besef dat we een verleden deelden. Dat we dus voor altijd bij elkaar hoorden.

In de rij voor het condoleren ging ik, alvorens bij M. aan te komen, andere familieleden langs. Andere broers, die ik ook kende, en aangetrouwden. Een van hen vroeg wie ik was: ‘Ik ben de ex-vriend van M.’, grapte ik, wetende dat M. me kon horen. Hij schoot in de lach.

Ik ben daar goed in, verkeerde grappen op foute momenten maken. De vrouw van M. ging er even in mee en zei tegen haar dochter: ,,Ja, kind, we hebben één keer een uitnodiging van die mensen gehad en daarna nooit meer.’’

,,Maar we zijn wél Facebook-vrienden,’’, probeerde ik het meisje gerust te stellen.

Achter mij hoorde ik die ene mevrouw tegen anderen zeggen: ,,Dat is een ex-vriend van M.’’

Eenmaal aangekomen bij M. omhelsden we elkaar. We hadden elkaar lang niet gezien, maar ook hij zou altijd een vriend blijven. Of we wilden of niet.

Zijn broer J. was overleden, na jaren van vechten tegen die slopende ziekte. Die er ineens was, weer ging en, zoals zo vaak, weer terugkwam. Het verhaal van zijn leven werd verteld door G., de andere vriend van mij. Dat deed hij mooi en ik vroeg me af of ik dat zou kunnen, zo rustig vertellen over een dierbare die naast je in een kist lag.

Een blik op zijn vrouw, die haar man kwijt was en zijn zoontje, die zijn vader nooit meer zou kunnen vasthouden, gaf het antwoord.

Ik condoleerde tot slot ook G. en, in gezelschap van andere vrienden, vroegen we hem of hij het slotgedicht zelf had geschreven. Dat klopte. Dat dachten wij al, grapten wij. Mooi, maar stijlvast was anders. Postmodernistische passages afwisselen met romantische strofen en eindigend in visuele abstractie.

Wij zijn daar allemaal goed in, verkeerde grappen op foute momenten maken. Maar hij grijnsde, blij met een kort moment van ontspanning. Humor is ook een vorm van omdenken, van liefde.

Ik kende J. niet alleen als broer van M. en G., ook als tegenstander. In mijn hoogtijjaren als voetballer kwamen we elkaar regelmatig tegen. Ik aanvaller, hij keeper. Ik heb volgens mij nooit tegen hem gescoord. Een keer, een keer was ik er heel dichtbij, lang geleden op dat fraaie oude voetbalpark in de rozenstad. Ik kopte de bal richting bovenhoek en wachtte op het moment dat ik juichend weg zou kunnen rennen. Het moment kwam niet, omdat J. er met een uiterste krachtinspanning nog een vingertop achter kreeg. Dat heb ik vaak moeten aanhoren: ,,Ik kon der nog net bie.’’

maandag 30 november 2015

Als mijn vrouw ’s avonds op de bank in slaap valt, laten we haar lekker liggen. Ze vindt dat gezellig, na een drukke dag wegdoezelen terwijl er een thriller op is en het is haar gegund. Want ze werkt hard. Ik waarschuw Hunter en Reyer dan rustig aan te doen: ,,Ssst, mama niet wakker maken.’’

Hoe anders is het als ik op de bank in slaap val, wat de laatste tijd opvallend vaak voorkomt. Ik slaap dan niet echt, zweef ergens tussen waken en dromen en hoor in de verte kinderstemmen smoezen: ,,Zullen we papa wakker maken?’’

,,Doe maar niet’’, zegt mijn vrouw dan. En tegen mij, als ik van het geroezemoes toch wakker wordt: ,,Waarom ga je niet lekker naar bed?’’

,,Waarom? Ik vind het net als jij ook fijn om hier zo te liggen.’’

Als ik na de daaropvolgende discussie toch maar zuchtend richting slaapkamer loop, klinkt het: ,,Ah, blijf toch nog maar even bij ons. Is wel zo gezellig.’’

Waarna een nieuw debat volgt en ik vraag waarom er geen probleem is als mama op de bank in slaap valt en wel als papa dat overkomt: ,,Je ligt er altijd bij alsof je neergeschoten bent.’’

vrijdag 27 november 2015

Een dirigent/componist vertelde in een interview, lang geleden, dat hij gek op Portugal en/of fado was. Idolaat van het Mediterrane leven, die cultuur. Zoiets. Het was een Nederlander. Op de vraag of hij daar dan heen wilde emigreren zei hij van niet. Dat werd zijn ondergang. De man zou, zo bekende hij, tot niets meer komen. Alleen maar elke avond in een restaurant of bar zitten, whisky en/of port drinken, sigaren roken en naar fadozangeressen luisteren. Daar moest ik vandaag aan denken.

donderdag 26 november 2015

Het is elf over tien als ik aan dit stukje begin. Ik zit op de groene bank, zoals wel vaker ’s avonds, alleen staat het meubel op een andere plek. Net zoals onze grote zwarte bank. Ze staan op elkaars plek nu. De reden van de verschuiving is me onduidelijk. Dat doet mijn vrouw. Die heeft dat eens in de zoveel tijd. Dan moet de inrichting van de kamer weer anders. Van mij hoeft het niet, maar goed, mij wordt niks gevraagd. Het zit wat apart, want ik heb nu een muur in de rug en ik zit schuin voor de televisie.

Het grootste deel van de avond ging op aan de commissie ABZ in Bedum. Daar zat voor de krant van morgen niet direct een verhaal in, maar zo vaak ik kan ga ik naar een vergadering. Je weet nooit of je niet iets hoort waar je later iets mee kunt. Bovendien is het belangrijk om de mensen te zien en de mensen jou. Journalistiek blijft een kwestie van bronnen. Om de doodeenvoudige reden dat we nog steeds geen nieuws kunnen ruiken. Iemand moet je dat vertellen.

Naast mee staat een glaasje whisky, leeg, en een bakje chips, ook leeg en ik weet dat als ik dit af heb, ik naar bed ga. De Hulk is op tv, maar de film haalt het niet bij de serie die er op was toen ik jong was. Daarbij boeit televisie me de laatste tijd nauwelijks. Ik lees vooral en ik verslind het ene boek na het andere. Na Vrouw van Knausgård en een bundel korte verhalen van Tsjechov begin ik nu aan een nieuwe, maar ik weet nog niet welke. Voordat ik aan het slotdeel van de cyclus van de Noorse auteur begon was ik half bezig in Zuckerman Bound van Philip Roth en nu twijfel ik.

Lees ik eerst Roth uit, of begin ik aan In een mens van John Irving? Dat heb ik vaker. Dan ben je ergens mee aan het lezen, maar dan komt er een nieuwe titel van een favoriete auteur en dan moet die eerst. Dat heb ik dus onder meer met Irving. Ik neig naar hem, omdat ik Roth in het Engels lees en voor het slapen gaan is dat niet altijd handig. Je leest hooguit drie pagina’s en valt in slaap. Maar ik wil Roth ook niet steeds vooruit schuiven.

Daarbij: Irving is typisch iemand die lekker weg leest rond kerst. Dus bewaren. Aan de andere kant ligt er nog van alles op het nachtkastje: Effi Briest van Theodore Fontane, Infinite Jest van David Foster Wallace, een biografie van Hunter S. Thompson, de speciale uitgave Vergeten Helden van Hard Gras, een enorme pil met wielerverhalen en nog wat dingen die ook lekker zijn met kerst. Dus zou Irving nu kunnen. Maar ik ben ook weer iemand die vindt dat eerst Roth uit moet. Gewoon: omdat die er ligt. Eerst afmaken waar je aan begonnen bent. Dan het volgende. Zo leerden wij dat vroeger.

Het is inmiddels half elf en terwijl ik net mijn tweede bakje chips over het toetsenbord gooi, per ongeluk, ben ik er nog niet uit. Ik slaap tijdelijk op het bed van Reyer (geen ruzie of zo hoor) en voor de zekerheid heb ik zowel Roth als Irving op zijn boekenkastje gelegd. Over een kwartier maak ik de keuze.

woensdag 25 november 2015

dinsdag 24 november 2015

,,Ik heb niks vandaag.’’

(…)

,,Nee.’’

(…)

,,Wat?’’

(…)

,,Nou ja… gewoon…’’

(…)

,,Heeft er niks mee te maken.’’

(…)

,,Vind ik niet. Dat is, eh…, hoe zal ik het zeggen…’’

(…)

,,Kan ik je niet uitleggen.’’

(…)

,,Neehee.’’

(…)

,,Hou maar op. Niet van belang. Is gewoon iets van mezelf. Gaat over niks. Eigenlijk.’’

maandag 23 november 2015

Mijn schoonvader drinkt elke avond een biertje voor het eten. Na het afruimen gaat de televisie aan. Onder het kijken van nieuws en actualiteiten drinkt hij een paar glazen water. Om half elf is het mooi geweest. Dan wordt overgeschakeld op een van de vijftig Duitse muziekzenders. Er komt een borreltje op tafel en een bakje zoute pinda’s, soms een schaaltje leverworst. Tegen half twaalf gaat de radio uit, net als het licht in de woonkamer en zit hij in het donker nog een tijdje naar buiten te kijken.

vrijdag 20 november 2015

Windjacks en werkschoenen. Bemodderde auto’s in het gras. Kale bomen en bleke gezichten. Een crematie op het platteland. In de aula klinken Motörhead, Nick Cave, Rammstein en Edwin Jongedijk.

Ik ben terug in de wereld waar ik vandaan kom, de wereld waar ik vandaag niet wil zijn en dat is op de uitvaart van Okki.

Okko en Gerrie. Gerrie en Okko. De gebroeders Ten Hoff. Uit Musselkanaal. Veendorp langs het kanaal dat Bareveld met Ter Apel verbindt.

Ze zijn onderdeel van mijn jeugd, deel van mijn leven. Zo lang ik bij Seta voetbalde (Sportclub Eerste Exloërmond tot Afdraai), zo lang stonden zij elke zaterdag langs de lijn. Zo lang ken ik ze.

De aula is afgeladen. Gezichten uit een voorbij leven. Terwijl Lemmy bezig lijkt aan een soort van ballade, komt de familie binnen. Ik zie Gerrie zoals ik hem niet ken. Huilend. Een gebroken man. Zijn broertje, zijn Okki, ligt in een kist.

Onderwijl Nick Cave zingt van waar de wilde rozen groeien denk ik aan het jaar dat Okki en ik leider waren van Seta D1. Dat bleek achteraf geen goed idee. Tijdens een weekend in kampeerboerderij De Alinghoek in Drouwen, deden de rest van de begeleiding en ik geen oog dicht. Overdag hadden we de zorg voor de jongste jeugd en ’s nachts konden we achter Okki aan die in de verkeerde slaapzalen rondhing.

Okko en Gerrie, Gerrie en Okko. Een kennis van mijn ouders noemde ze ‘vreselijke mensen’ en dat was, gek genoeg, een compliment.

Ze waren apart. Heel apart. Sloffe praters, intelligente jongens, scherp van de tong en zwaar alternatief. Sjappen, maar ónze sjappen. Ze gaven kleur aan het leven. Authentiek, helemaal zichzelf. Sans gene.

Al zagen ze dat zelf niet zo. Op een van de familiedagen van Seta, jaarlijkse afsluiting van het seizoen, zat ik met Okki te praten en hadden we het over een familie uit Ceresdorp. ,,Die mensen,’’ bezweerde Okko, ,,dat zijn héél aparten.’’

Broer Bert, met zus Liesbeth de enige ‘normale’ kinderen van het gezin Ten Hoff, schetste tijdens de uitvaart een hilarisch beeld. Want Okko en Gerrie stonden elke zondag langs de lijn bij voetbalvereniging Musselkanaal. Uit en thuis, in weer en wind. Supporters in hart en nieren. Kwam niet aan de club, dan kwam je aan hen. Wat meermaals tot dolle taferelen leidde. Als er iets gebeurde wat hen niet zinde, renden ze het veld in.

Eerst Okko die verhaal ging halen bij scheids, keeper of trainer, daarachter Gerrie, om zijn broer te beschermen en daar achteraan vader Batse, hetzij om zijn zoons in toom te houden, hetzij om er ook op los te meppen, dat was niet altijd even helder en daar weer achteraan broer Bert, die, werkzaam bij Lokale Omroep Kanaalstreek, microfoon en koptelefoon aan de kant gooide en het veld in stoof om zijn familie tot de orde te roepen en in zijn kielzog een handvol bestuursleden.

Okko zat, op de jaarlijkse familiedag, bij voorkeur tussen de wat oudere vrouwen, waaronder mijn moeder en sprak met hen over de zorgen van alledag en het huishouden. Hij dronk, in tegenstelling tot alle andere mannen, geen bier. De jongste Ten Hoff had suikerziekte. In plaats daarvan dronk hij rum, met cola light en bij wijze van traditie, of omdat het gesprek met de oudere dames hem verveelde, stond hij aan het einde van de middag bovenop de tafel en liet zijn broek zakken.

De laatste act op de familiedag was penalty schieten voor iedereen. Ik vond het elke keer bijzonder om mijn moeder een strafschop te zien nemen. Als een van de laatsten was Okki aan de beurt en elke keer tijdens de aanloop liet hij zijn broek zakken. Daarna ging de deur van de kantine op slot en was het vakantie.

Als het tijd wordt om afscheid te nemen staat Gerrie voor de kist. Hij heft de armen in de lucht. Zelden iemand zo radeloos gezien. Hij roept iets van ‘ouwe rocker’ en wordt door broer en zus afgevoerd, snikkend.

Als ik aan Okki denk, denk ik aan hem met zijn broek op de enkels, klaar voor de aanloop. Een herinnering met een lach.

P.S. Het laatste nummer op de uitvaart was Ohne dich van Rammstein. Tip: luister dit met de volumeknop op max.

donderdag 19 november 2015

In het licht van de morgen vervaagt het land. De lage zon verblindt, de wolken kleuren zwart. Huizen worden vlakken, bomen silhouetten, het asfalt een modderig pad. De weg kronkelt door akkers gele klei, langs kletsnatte bermen, voorbij verlaten huizen. Wind jaagt over een lege wereld, dwingt de vogels in de lucht. Ze hangen stil, hun vleugels zwaar van wind. Ik ga voort, opgejaagd door de storm, wiegend over kronkelpaden, buigend van links naar rechts, alsmaar voort en ik voel de regen tegen de wagen duwen. Code rood in het noordenland. De rede verdwijnt. De aarde verandert in zwart of wit, leven of dood, vechten of sterven. Ik ben op weg maar het voelt als een vlucht. Een race tegen de tijd, een sprong naar voren, naar een huis. Plots. In het woeden der elementen opent het zwerk. Het leven verstilt, de mens verdwijnt. Ik zie stralen, een onzichtbare hand, een opening, de poort naar de eeuwigheid.

woensdag 18 november 2015

Het eerste wat ik zei toen iemand me belde met de mededeling dat ik genomineerd ben voor de Kees van der Hoef-prijs was: ,,Ikke? Waarom? Ik heb nog nooit iets gedaan voor de Groningse literatuur?’’

Die prijs is ooit ingesteld – ik kan het weten want ik ben de bedenker van die prijs – om iemand te eren die veel dingen organiseert op het gebied van de letteren. Opdat het levendig blijft in de noordelijke wereld van de boeken. In de geest van Van der Hoef, die dat met name in de jaren zestig ook deed. Zo iemand ben ik niet. Ik heb op dat gebied nog nooit iets gedaan, behalve deze prijs bedenken.

,,Maar je hebt toch boeken geschreven over Groningen’’, zegt mijn vrouw.

,,Nou en? Dat doe ik voor mezelf, omdat ik schrijven leuk vind.’’

,,Daarmee kun je Groningen dan toch op de kaart zetten?’’

,,Daar gaat die prijs niet om.’’

Ze zuchtte.

Ik zuchtte ook en lag er vanochtend wakker van. Zoals ik tegenwoordig vaak wakker lig. De kern van het probleem is ‘ik vind mezelf niks’. Daar heb je hem weer ja. Het riedeltje heb ik vaker afgestoken. Daarom had ik besloten om er niet meer over te schrijven, maar ik lees nu Knausgård en die zit met hetzelfde. Wat ik nu en dan hoor, dat mensen mijn stukjes herkenbaar vinden, heb ik bij hem. Zelfde houding naar de wereld, naar zijn omgeving, zelfde ontiegelijk gebrek aan zelfvertrouwen. Het is geen zelfhaat, zover gaat het nog niet, maar op de een of andere manier staan we apart in het leven.

Ik voel me altijd de mindere, zegt hij ergens in Vrouw. Van alles en iedereen. Dat klopt, dacht ik, hier net zo. In het onderlinge contact kruip ik altijd in de onderdanige rol. Anderen zijn beter, weten meer, kunnen beter schrijven, zijn betere mensen.

En ik doe maar wat.

En wat ik doe, doe ik in mijn eigen beleving nooit goed.

Op het werk niet en thuis niet.

Er is een onderliggend gevoel dat ik mij voortdurend moet bewijzen. Je bent zo goed als je laatste verhaal, of als de laatste was die je hebt gedaan.

Ik heb sinds augustus een nieuwe werkplek. Ik zat nog maar net een dik jaar op de vorige en nu moet ik alweer wennen, me alweer inwerken en me het gebied eigen maken. Daar gaat tijd in zitten, maar die tijd gun ik me niet. Ik spiegel me aan collega’s die al jaren in een gebied werken, weten hoe de hazen er lopen en stukken schrijven hoe de hazen er de verkeerde kant op lopen en hoe ze eigenlijk zouden moeten lopen.

Desondanks denk ik: ik moet elke dag een verhaal schrijven voor de IHN (dat is In Het Nieuws, direct na de voorpagina, belangrijke plek), een opening voor de Groningse pagina’s en een stuk of wat verhalen voor het Noord-Groningse deel. Dat lukt vaker niet dan wel, dus ik vind van mezelf dan ook dat ik het niet goed doe. Ergens in mijn achterhoofd weet ik wel dat het overdreven is om dat te denken, maar ik denk het toch. Als er dan eens een verhaal voorin staat denk ik: mwoah.

Zoals zaterdag. Had ik een stuk geschreven waarin ik de Nederlandse gebruiken zoals Sinterklaas, Kerst, Sint Maarten en Carbidschieten tegen het licht hou, met als achterliggende gedachte hoe vluchtelingen daar tegen aan kijken en het was grappig bedoeld en dan zie ik het staan en dan weet ik wat er in Parijs is gebeurd en dan denk ik: wat een dom verhaal. Wie leest dit? Wie vindt dit leuk?

Het is sterker dan ik.

Wat ik doe is mezelf voortdurend meten met anderen. Als Bert Wagendorp signeert zet hij er hele verhalen bij. Ik ben als de dood dat mensen zeggen: ‘zet er maar iets leuks in.’

Ik weet nooit iets leuks. Sterker, ik kan op zo’n moment zelfs niet op de naam van een buurvrouw komen en ik schaam me dood. Als ik dat aan mijn vrouw vertel krijg ik op mijn donder. Zij weet zelfs de verjaardagen van de buren van vier huizen verderop.

Als ik een collega zie overleggen met de eindredactie over een mooie pagina, denk ik: waarom overleg ik niet met een eindredacteur over een mooie pagina?

Op de een of andere manier heb ik het gevoel dat ik voortdurend achter de feiten aanloop, er van alles langs me heen gaat dat ik wel had moeten zien. Omdat het mijn werk is.

Mijn vrouw is alerter, die ziet direct verbanden. Dat is zus en zo, die en die zit daar mee en ‘ach nee man, dat zit heel anders.’

Ik ben nooit alert. Als mensen mij aanspreken kom ik zelden verder dan dom gegrinnik. Of ik geef ze gelijk, of ik laat de discussie langs me heen gaan. Ik hou niet van het debat. Mensen luisteren toch niet, willen alleen maar meningen poneren. Mijn vrouw houdt wel van het debat. Die is daar goed in. Die houdt haar mond nooit en daar heb ik bewondering voor. Omdat ze voor zichzelf op komt, voor haar ideeën, voor haar kinderen. Ze maakt dingen aanhangig, als er op school iets is trekt ze aan de bel, maakt het bespreekbaar.

Ik kom nooit verder dan ja knikken en nee doen. Of ik trek me terug, zwijg, ga naar de wc, of kijk geïnteresseerd naar Twitter. Terwijl me dat ook niet interesseert.

Het kan er mee te maken hebben dat ik in wezen niet echt geïnteresseerd ben in de wereld. Of het niet begrijp. Op social media, radio en tv buitelt Jan en alleman over elkaar heen om de gebeurtenissen in Parijs, in Syrië en IS te veroordelen of te duiden, of te bezweren. En ik, ik weet niks te verzinnen. Ik hou me stil, omdat ik het gewoon niet weet.

Geschiedenis ja, dat vind ik interessant. Ik ben meer bezig met waar we vandaan komen dan waar we heen gaan. Of zelfs: waar we nu staan. En als ik niet kan slapen, denk ik aan een jeugd voorval uit mijn jeugd, of hoe het vroeger was. Als kind, in mijn adolescente jaren. Soms wilde ik het over doen. Maar dat doe je altijd met de wetenschap achteraf, dus dat is niet reëel. Daar maak ik in gedachten dan weer een verhaal van. Dat is waar ik eigenlijk voortdurend mee bezig ben: schrijven. Schrijven over mijn eigen kleine wereld.

Voor een journalist, ook dat heb ik wel eens eerder geschreven, heb ik een ontstellend gebrek aan gevoel voor de actualiteit. Op het gevaar af dat ik mijn eigen glazen in gooi, vraag ik me serieus af of ik wel geschikt ben voor het vak. Het beste gedij ik op enige afstand van de wereld, achter de keukentafel, stukjes schrijven. Stukjes waarbij de lezer, als het meezit, een keer of twee in de lach schiet. Dat is mijn bijdrage aan de wereld.

Terwijl ik dit schrijf is mijn vrouw bezig met onze oudste zoon. Leren voor het proefwerk. Dat gaat vrij intensief. Ik vraag me af of het niet te diep de materie in gaat, zoonlief bevestigt dat, maakt een beweging die zijn moeder niet ziet, maar waar het om gaat is de aandacht die ze hem schenkt. Hij haalt goede cijfers. Dat komt mede door haar. Met mij als steun en toeverlaat was dat niet zo geweest. Ze heeft een paar dagen in het ziekenhuis gelegen vanwege een netvliesoperatie en toen heb ik met hem geleerd. Dat heb je niet goed gedaan, zegt ze. Je had die opdrachten ook mee moeten nemen. Daar heb ik geen weerwoord op.

Ze is, krijg ik het gevoel, liever voor de kinderen. Ik mopper vaak, wijs ze op dingen die ze niet doen, rotzooi die ze achter de kont laten slingeren en heb te weinig aandacht voor hun gevoelsleven, ben alleen bezig met de dagelijkse gang van zaken.

Zorgen, dat kan ik wel, omdat het doedingen zijn. Dat is handelen, praktisch denken. Ik trommel ze elke ochtend uit bed, loop drie, vier keer naar de slaapkamers: ,Nu komen.’ De avond ervoor heb ik het brood al uit de diepvries gelegd. Als ik wakker word pak ik vier borden en smeer voor iedereen. Beide zoons willen chocopasta, de een met boter, de ander zonder, mijn vrouw en ik beide hagelslag. Ze krijgen er een glas melk bij, mijn vrouw koffie (die ze overigens zelf zet) en ik een kop thee. Terwijl ze eten, begin ik aan het smeren van de broodjes voor in de schooltassen. De een met boterhamworst, de ander hamkaas, want in de lunchpauze bakken ze tosti’s, voor mezelf vier met kaas. Altijd. Pakjes melk in de tas, wel of geen fruit (tegenwoordig geven ze dat op school weer, je krijgt er geen hoogte van) en de oudste een bidon met Karvan Cevitam.

Terwijl ik daar mee bezig ben, let ik goed op of ze een beetje dooreten. Omdat anders alles op het laatste moment moet. Dooreten, je moet je straks aankleden, jij gaat je nog douchen. Jij moet straks je tas inpakken.

Als ik thuiskom van om het even wat, bijvoorbeeld een lezing, zoals vanavond en de keuken is een zooitje, ga ik dat eerst opruimen. Ik zie niet waarom de keuken een zooitje is en dat is omdat mijn gezin het zich gezellig heeft gemaakt voor de televisie, daar alles op focust en de boel een beetje de boel laat, terwijl ik eerst vind dat de keuken opgeruimd moet zijn, alvorens ik kan genieten.

Nu ik er over nadenk realiseer ik me dat ik zelden echt ontspannen ben. Op momenten. Maar meer niet dan wel. Er is altijd iets dat moet gebeuren, of altijd iets dat er aan zit te komen waar ik me van te voren druk over maak. Bij deze zin is het half negen ’s avonds. Ik wil dit stukje af hebben zodat ik nog even kan zitten, met een borreltje voor de buis. Maar ik weet nu al dat ik in gedachten al bij morgenvroeg ben. Dan moet ik om half negen in Middelstum zijn en voor die tijd moet ik het zo regelen dat de ene zoon klaar is om op de fiets naar school te gaan en de ander met de juiste boeken in de tas en gedoucht en al op de bus stapt. Dat wordt weer een gejaag en gestress en ik weet nu al dat ik vroeger wakker ben dan nodig.